Transitievergoeding bij ontslag
Wanneer verschuldigd?
De transitievergoeding is verschuldigd steeds indien de arbeidsovereenkomst 'onvrijwillig' voor de werknemer wordt geëindigd, ongeacht de duur van de arbeidsovereenkomst. Het gaat hierbij om opzegging door de werkgever met een ontslagvergunning van het UWV, ontbinding door de kantonrechter en het op initiatief van de werkgever niet verlengen van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Wordt met wederzijds goedvinden de arbeidsovereenkomst beëindigd, dan is de transitievergoeding strikt genomen niet verschuldigd, maar zal deze toch vaak worden toegekend. Zeker indien het initiatief tot de beëindiging van de werkgever uit gaat.
Wanneer er sprake is van 'ernstig verwijtbaar handelen of nalaten' door de werknemer, dan is de transitievergoeding in principe niet verschuldigd.
Er gelden daarnaast nog verschillende uitzonderingen. Bijvoorbeeld voor jongere werknemers (< 18 jaar). Bovendien is de transitievergoeding niet verschuldigd in geval van faillissement van de werkgever, surseance van betaling of wanneer een schuldsaneringsregeling van toepassing is.
Hoogte transitievergoeding berekenen
De hoogte van de transitievergoeding bedraagt voor elk jaar dat de werknemer in dienst is 1/3 maandsalaris. Voor de periode, die korter dan een jaar heeft geduurd, wordt de transitievergoeding pro rata berekend.
De transitievergoeding bedraagt maximaal € 83.000,= bruto (jaarlijks per januari geïndexeerd) of maximaal een jaarloon, indien dit jaarloon hoger is dan voornoemd bedrag.
Indien een arbeidsovereenkomst van een werknemer, die twee jaar of langer ziek is, wordt beëindigd, dan heeft deze werknemer ook recht op een transitievergoeding. De werkgever kan een compensatie voor deze transitievergoeding bij het UWV vragen op grond van de Regeling compensatie transitievergoeding.